In de loop van de ontwikkeling van baby tot volwassene krijg je als mens allerlei indrukken te verwerken, die prettige dan wel onprettige gevoelens veroorzaken. Een goede verwerking van al die indrukken zal het beste plaats vinden in een situatie waarin je liefde en aandacht krijgt en je je geborgen, geaccepteerd en begrepen voelt. Niemand groeit echter op in een perfecte omgeving. leder mens beleeft daarom indrukken die hij niet goed kan verwerken. In de psyche kan dan een conflict ontstaan omdat zo ‘n ervaring niet goed weggezet kan worden.

Deze onverwerkte, niet te gebruiken ervaringen worden diep in het onderbewuste weggedrukt. Een beetje vergelijkbaar met dingen op zolder wegzetten als je niet weet wat je er mee aan moet. Later weet je dan vaak niet eens meer dat je deze dingen bezit en waar ze zijn. Als te veel belangrijke ervaringen die voor een evenwichtige ontwikkeling nodig zijn “verdrongen” worden kan er een psychische structuur ontstaan waardoor je onvoldoende in staat bent om in belangrijke levenssituaties nog doelmatig te reageren. Psychoanalytici zien een neurose als een structureel ineffectieve manier van omgaan met problemen, met als kenmerk dat er geen bevredigende manier is om zich in de omgeving te handhaven.

De psychische druk is groot en de defensiemechanismen (verdringing, projectie en rationalisatie ) zijn onvoldoende en eenzijdig ontwikkeld. Dat ineffectieve komt tot uiting in een voor de omgeving onbegrijpelijk bang en/of radeloos en/of onzeker en/of theatraal gedrag. Dit laatste zie je bij vormen van hysterie als psychiatrisch beeld. Het contact met de realiteit gaat nooit helemaal verloren. Gaat dat “vreemde” gedrag gepaard met dwanghandelingen of-gedachten dan spreekt men van dwangneurosen.

Andere typen neurosen zijn nog separatieangst (de angst gescheiden te worden van mensen die je dierbaar zijn), hypochondrie overbezorgdheid m.b.t. eigen gezondheid), onverklaarbare angst, depressie (aanhoudende gevoelens van diep ongelukkig zijn), dissociatieve stoornis (gedeelten van de persoonlijkheid zijn in het bewustzijn aanwezig, andere gedeelten niet meer) en de conversieverschijnselen (uitval van lichamelijke functies, zonder lichamelijke defect). Angst vormt steeds de grondslag, staat centraal (al beleef je als patiënt dat niet altijd zo bewust) en de betrokkene is niet in staat de bron te achterhalen. Die is te vinden in het onderbewuste, waar de aan de neurose ten grondslag liggende onverwerkte- en onaangename ervaringen zijn opgeslagen.